Het hele tweekamerstelsel ligt op zijn gat. De Nederlandse politiek is in korte tijd een rits aan ervaren politici kwijt. In een vervroegde Tweede Kamerverkiezing op 22 november van dit jaar moeten we naar de stembussen, maar in de tussentijd zijn er allerlei vragen. Hoe zit het bijvoorbeeld met het wachtgeld van vertrekkende ministers en Tweede Kamerleden?

Onverwachte leegloop in de Tweede Kamer

Er is momenteel een grote leegloop gaande in de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Niet alleen minister-president Mark Rutte neemt na 13 jaar als langstzittende premier politiek gezien afscheid van ons kikkerlandje, ook Wopke Hoekstra (CDA), Sigrid Kaag (D66), Farid Azarkan (Denk) (Denk) en Sylvana Simons (Bij1) houden het voor gezien.

Zij zeggen allemaal vaarwel tegen hun maandsalaris van € 13.357,23 per maand, vastgesteld door de overheid zelf. Echter hebben ze allemaal nog recht op wachtgeld. Hoe zit dit precies?

Wachtgeld

Wanneer een minister, staatssecretaris of Tweede Kamerlid het welletjes vindt, heeft hij of zij recht op wachtgeld. Zie het als een soort werkloosheidsuitkering, maar dan voor politici. Of ze zijn weggestuurd, ontslag hebben genomen of niet meer zijn herkozen maakt niet uit, ze hebben simpelweg recht op deze speciale uitkering. Gaan zij in een andere functie minder geld verdienen? Dan mogen zij hun salaris aanvullen met wachtgeld.

Waar het salaris van leden van de Tweede Kamer voor de meesten hetzelfde is, is dat een ander verhaal bij wachtgeld. De hoogte van het wachtgeld heeft namelijk betrekking op het laatste salaris. In het eerste jaar ontvangen vertrekkende bewindslieden en Kamerleden 80 % van hun laatst ontvangen salaris, terwijl dat in het tweede jaar 10% minder wordt. Zo heeft demissionair premier Mark Rutte in het eerste jaar na zijn vertrek bijvoorbeeld recht heeft op circa € 150.000 aan wachtgeld.

€ 900.000 wachtgeld voor één kamerlid

Ook de periode waarin wachtgeld wordt uitgekeerd verschilt per persoon. Een minister of Tweede Kamerlid die zijn functie meer dan drie maanden heeft vervuld, heeft recht op zo’n twee jaar – maximaal drie jaar – aan vergoeding. Dit kan echter niet oneindig opgestapeld worden, want allen hebben tot hun 65e sollicitatieplicht.

In het verleden zag dat er compleet anders uit. Vertrekkende politici hadden vóór 2010 nog zes jaar recht op wachtgeld en van een sollicitatieplicht was nog geen sprake. Volgens Nu.nl zou één kamerlid hier flink van geprofiteerd hebben en sinds 2010 al ruim € 900.000 hebben ontvangen. De naam van deze geluksvogel wordt ons echter bespaard.

Al sinds jaar en dag staat deze regeling ter discussie. Zoals in 2002, toen ex-staatssecretaris Philomena Bijlhout na negen uur haar ontslag indiende in verband met onthullingen over haar verleden. Vervolgens had ze wél recht op twee jaar aan wachtgeld. “Sinds 2003 krijgt een minister/staatsecretaris die minder dan drie maanden in functie is geweest, bij aftreden nog maar wachtgeld gedurende zes maanden”, aldus Parlement.com. “Aanleiding voor de beperking van het wachtgeld voor kort zittende bewindspersonen was de affaire-Bijlhout.”